toevoer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- toe·voer
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van toe en voer
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toevoer | toevoeren |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de toevoer m
- het pad waarlangs iets een bepaalde plek bereikt
- Daarmee raakte de toevoer van koelwater geblokkeerd.
- datgene wat toegevoerd wordt
- De toevoer van koelwater is niet groot genoeg.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
toevoeren |
toevoer
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toevoeren
- ... dat ik toevoer.
Gangbaarheid
- Het woord toevoer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "toevoer" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be