tegenwoordig

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  tegenwoordig    (hulp, bestand)
• IPA: / ˌteɣə(n)ˈwordəx / (4 lettergrepen)

Woordafbreking

• te·gen·woor·dig

Woordherkomst en -opbouw

• van Middelnederlands teghenwordich, in de betekenis van ‘aanwezig, nu bestaande’ voor het eerst aangetroffen in 1200

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	tegenwoordig	tegenwoordiger	tegenwoordigst
verbogen	tegenwoordige	tegenwoordigere	tegenwoordigste
partitief	tegenwoordigs	tegenwoordigers	-

Bijvoeglijk naamwoord

tegenwoordig

1. betreffende de huidige tijd, behorend of passend bij het heden

   ▸ De Tsjechische regering noemt de verdrijving van Sudeten-Duitsers na de Tweede Wereldoorlog “vanuit een tegenwoordig perspectief gezien onaanvaardbaar”.

   ▸ De dertiende van deze maand werd er een verdedigingspact tussen de Sovjet-Unie en Engeland gesloten, tegenwoordig dus bondgenoten.

2. als deelnemer of getuige in de directe nabijheid verkerend

   ▸ Ik doel op een gebeurtenis die zich voordeed op 11 september in Tokio, nadat ik een lezing had gegeven aan de Waseda Universiteit. Het schrijven van een verslag daarover wordt bemoeilijkt (of vergemakkelijkt) doordat deze gebeurtenis al wereldkundig werd gemaakt door Hans van der Lugt, de correspondent van deze krant in Japan, die erbij tegenwoordig was: 'Kousbroek oog in oog met vroegere kampbeheerder'.

Synoniemen

• [1] huidig
• [2] aanwezig, present

Verwante begrippen

• present
• [1] actueel, nou, nu, thans

Hyponiemen

• [2] alomtegenwoordig

Afgeleide begrippen

• [1] tegenwoordig deelwoord
• [1] tegenwoordige tijd
• [2] tegenwoordigheid
• [2] vertegenwoordigen

Vertalingen

    1. huidig   

Duits: heutig (de), gegenwärtig (de) Engels: current (en) Frans: actuel (fr)

Ido: prezenta (io) Spaans: de hoy (es), actual (es)

    2. aanwezig   

Duits: anwesend (de), gegenwärtig (de) Engels: present (en)

Frans: présent (fr) Spaans: presente (es) Zweeds: närvarande (sv)

Bijwoord

tegenwoordig

1. in de huidige tijd

   ▸ Al met al lijkt het er dus op dat de moderne slaper langer, beter en dieper slaapt, in zijn stille, afgesloten slaapkamer. Toch klagen tegenwoordig veel mensen over slecht slapen.

   ▸ Ik begrijp al die haast van tegenwoordig niet.

Synoniemen

• op het ogenblik
• vandaag de dag

Typische woordcombinaties

• van tegenwoordig

Gangbaarheid

• Het woord tegenwoordig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tegenwoordig" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Nedersaksisch

Bijvoeglijk naamwoord

tegenwoordig

1. tegenwoordig, huidig; betreffende de huidige tijd

Veluws

Bijvoeglijk naamwoord

tegenwoordig

1. tegenwoordig, huidig; betreffende de huidige tijd