Nederlands

 
slepen met een takkenbos
Uitspraak
Woordafbreking
  • tak·ken·bos
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord takkenbos takkenbossen
verkleinwoord takkenbosje takkenbosjes

Zelfstandig naamwoord

takkenbos m [1]

  1. een bundel takken van struiken en bomen zonder bladeren die men kan gebruiken om een vuur te maken
    • „Als we gaan bakken moeten we twee dagen van tevoren al beginnen met de oven op te warmen, anders scheuren de muren.” Het bakhuis is heel bijzonder onder meer omdat het gebouw zo groot is. Links ervan ligt een flinke takkenbos en veel houtblokken en rechts gereedschap en eetgerei als mokken en bekers. Er is genoeg ruimte voor een grote tafel met stoelen en banken. [2] 
    • Ook op de takkenbos werd vaak fout gegokt. De takken belanden bij veel deelnemers in de groene container (72 procent) maar moeten naar het afvalbrengpunt omdat hout te langzaam composteert om bij het groene afval te mogen. Achterlaten in het bos mag ook niet! [3] 
    • Vier pinguïnpaartjes waren al aan het broeden of hadden zelfs al jongen. Zij mogen buiten op hun nest in de rotsen blijven, maar de dierverzorgers hebben de nestholen warm ingepakt met takkenbossen en houten planken. [4] 
    • Op een filmpje op YouTube is te zien hoe de paarden met hun omvangrijke lading door de straat denderen. Verderop lopen de dieren met de hoog gestapelde takkenbossen zich vast tegen de luifel van een café. Niemand raakte gewond. [5] 
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[6]


Verwijzingen