Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • strijd·kracht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord strijdkracht strijdkrachten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de strijdkrachtv / m

  1. vermogen om een gevecht aan te gaan
     Generaal Bosco Ntaganda, hoofd van de militaire vleugel van de rebellengroep, zei zondag Nkunda te hebben afgezet. De machtsstrijd lijkt vooralsnog te zijn gewonnen door Nkunda, leiders van de rebellengroep staan achter hem. De generaal is populair onder lager soldaten en zijn actie kan daarom gevolgen hebben voor de strijdkracht van de rebellengroep.[2]
     Het Kosovo Bevrijdingsleger UÇK heeft zijn militaire strijdkracht overschat. Het kon alleen zo'n groot deel van Kosovo beheersen, omdat de Serviërs het ongemoeid lieten.[3]
  2. (militair) bewapende organisatie om oorlog te voeren
     Tijdens de top zal de NATO Response Force worden gelanceerd, een snel inzetbare strijdkracht van 21.000 militairen die uit een pool van eenheden van marine, land- en luchtmacht al naar gelang die missie wordt samengesteld en in 2006 volledig operationeel moet zijn.[4]
     In Rastan kwam zij in contact met gedeserteerde legerofficieren die een eigen strijdkracht tegen het regime opbouwen.[5]
Synoniemen
Hyponiemen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Splitsing in Congolese rebellenbeweging” (8 januari 2009) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    Coen van Zwol
    “Albanese UÇK zegeviert zolang Servië dat toestaat : Nieuwe spierballen” (1 augustus 1998) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron “Voor de NAVO is het in Praag erop of eronder” (19 november 2002) op nrc.nl  
  5.   Weblink bron “Uitgelicht : Informatief : Syrien undercover - im Herzen der Revolte.” (11 oktober 2011) op nrc.nl