strand
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- strand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | strand | stranden |
verkleinwoord | strandje | strandjes |
Zelfstandig naamwoord
het strand o
- (aardrijkskunde) strook met zand bedekt land langs de kust
- ▸ En dan te bedenken dat je in Amerika niet eens topless op het strand mag liggen.[3]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
- Een schip op het strand is een baken in zee
van de fouten die anderen hebben gemaakt kun je zelf veel leren
Vertalingen
1. Strook land langs de kust
|
|
Werkwoord
vervoeging van |
---|
stranden |
strand
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stranden
- Ik strand.
- gebiedende wijs van stranden
- Strand!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van stranden
- Strand je?
Gangbaarheid
- Het woord strand staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "strand" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "strand" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ strand op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
Uitspraak
Zelfstandig naamwoord
strand
Deens
Zelfstandig naamwoord
strand g
Verwijzingen
- strand in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
Hongaars
Zelfstandig naamwoord
strand
Noors
Zelfstandig naamwoord
Zweeds
Zelfstandig naamwoord
strand g