Nederlands

 
Een stoeprand in een betonnen weg, de band is gelijktijdig met de weg gestort.
Uitspraak
Woordafbreking
  • stoep·rand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord stoeprand stoepranden
verkleinwoord stoeprandje stoeprandjes

Zelfstandig naamwoord

de stoeprandm

  1. een element dat de scheiding verzorgt tussen een rijbaan en het meestal hoger gelegen trottoir
    • Deze week vond ik een sticker op mijn autoruit. „Niet zo parkeren, maar zo”, stond er in koeienletters, met daarbij twee grafische afbeeldingen van hoe een auto wel en niet in een parkeervak hoort te staan. Ik begreep niet wat ik verkeerd had gedaan, maar vermoedde dat het misschien te maken had met de afstand tussen mijn auto en de stoeprand. Die was - ik ben het uit woede gaan opmeten - precies 18,5 centimeter. Niet erg strak ingeparkeerd inderdaad, maar iedereen weet hoe moeilijk dat is met zo’n lange Volvo-station. Bovendien stond hij aan de straatkant precies op de streep, dus wat was het probleem? [1] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Mirjam de Winter 20 oktober 2016
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be