stijven
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- stij·ven
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stijven |
steef |
gesteven |
klasse 1 | volledig |
Werkwoord
stijven
- overgankelijk minder buigzaam maken (met stijfsel)
- Die hemden moeten nog gesteven worden.
Vertalingen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
stijven |
stijfde |
gestijfd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
stijven
- overgankelijk (figuurlijk) door aanmoediging of financiële middelen versterken
- Je moet hem niet in het kwaad stijven.
- Daarmee stijfden ze flink de kas.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
- stevig, stijfheid, stijfhoofd, stijfkloppen, stijfkop, stijfkramp, stijfsel, stijfster, stijfte, stijfvloeken, stijfzinnig
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord stijven staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "stijven" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
- ↑ stijven op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be