Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • steen·kool
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord steenkool steenkolen
verkleinwoord steenkooltje steenkooltjes

Zelfstandig naamwoord

de steenkoolv / m

  1. (mijnbouw) zwart-bruine stof die ontstaan is door plantenafzettingen en gebruikt wordt als energiebron


Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen