Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sneu
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘meelijwekkend’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1989 [1]
  • In de betekenis van ‘jammer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1910 [1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen sneu sneuer sneust
verbogen sneue sneuere sneuste
partitief sneus sneuers -

Bijvoeglijk naamwoord

sneu

  1. meelijwekkend, bedroevend, zielig, jammerlijk
    • Rond hem hangt de geur van mislukking. En wat hij ook probeert, van dat sneue imago komt hij niet af. [2]
    • Wat een sneue bedoening. 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen