Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slik
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘modder’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1212 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord slik slikken
verkleinwoord slikje slikjes

Zelfstandig naamwoord

[A] slik m

  1. de handeling van het slikken
enkelvoud meervoud
naamwoord slik slikken
verkleinwoord slikje slikjes

Zelfstandig naamwoord

[B] slik o

  1. (waterbeheer) zachte klei of buitendijks gebied bestaande daaruit
    • Hij zat helemaal onder het slik. 
  2. (waterbeheer) natte aangeslibde grond
     Inspiratie voor afbeeldingen op de postzegels is vooral daar gehaald, en in de naastgelegen schorren en slikken aan de rand van de Westerschelde.[2]
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
slikken

slik

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slikken
    • Ik slik. 
  2. gebiedende wijs van slikken
    • Slik! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van slikken
    • Slik je? 

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Gronings

Woordafbreking
  • slik

Zelfstandig naamwoord

slik

  1. snoep


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • slik
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord slíkr.

Aanwijzend voornaamwoord

slik m/v - slikt m - slike mv

  1. zo'n, zulk
    «Det var slik en vakker dag.»
    Het was zo'n mooie dag.

Bijwoord

slik

  1. zo
    «Er det slik å forstå?»
    Is dit zo te begrijpen?
Uitdrukkingen en gezegden
  • slik at


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • slik
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord slíkr.

Aanwijzend voornaamwoord

slik m/v - slikt m - slike mv

  1. zo'n, zulk
    «Det var slik ein fin dag.»
    Het was zo'n mooie dag.

Bijwoord

slik

  1. zo
    «Er det slik å forstå?»
    Is dit zo te begrijpen?
Uitdrukkingen en gezegden
  • slik at