Een sleutelbos.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sleu·tel·bos
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sleutelbos sleutelbossen
verkleinwoord sleutelbosje sleutelbosjes

Zelfstandig naamwoord

de sleutelbosm

  1. aantal sleutels dat aan eenzelfde ring of band hangt
    • Verlies je sleutelbos niet! Je zou je auto niet meer in kunnen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be