Nederlands

 
slechtziende oefent met blindengeleidehoend
Uitspraak
Woordafbreking
  • slecht·ziend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen slechtziend slechtziender slechtziendst
verbogen slechtziende slechtziendere slechtziendste
partitief slechtziends slechtzienders -

Bijvoeglijk naamwoord

slechtziend [1]

  1. (medisch) van een persoon dat de visus 1/3 of lager is maar meer dan 1/10
    • Zeb heeft het zeldzame Bosch-Boonstra-Schaaf syndroom. Wereldwijd zijn er circa dertig gevallen bekend. Zeb loopt motorisch achter en heeft bovendien adhd, autisme en epilepsie. Ook is hij slechtziend en lijdt hij aan een cerebrale visuele stoornis – de hersenen kunnen de visuele waarnemingen niet goed verwerken. Aan de buitenkant zie je niet veel aan hem, vertelt zijn moeder Mandy. [2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Juliette Vasterman 21 april 2017
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be