Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Slaaf

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • slaaf
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘lijfeigene’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
  • Van laat-Latijn sclavus - «Slavische gevangene» (vgl. laat-Oudgrieks: Ἐσκλαβήνος). De herkomst van 'Slavisch' is onduidelijk.
enkelvoud meervoud
naamwoord slaaf slaven
verkleinwoord slaafje slaafjes

Zelfstandig naamwoord

de slaafm

  1. een persoon die het bezit is van een ander
    • Zij waren weinig meer dan slaven. 
  2. iemand die geheel afhankelijk van iets of iemand is
    • Het leven van vrouwen in Saudi-Arabië is dat van slaven.[2] 
    • hij was een slaaf van zijn speelzucht 
     Velen van ons zijn slaaf van onze schulden geworden en ik was hierop geen uitzondering.[3]
  3. ondergeschikte in een sadomasochistische relatie
    • in een sm-relatie zijn er meesters (of meesteressen) en slaven 
  4. (informatica) apparaat of element dat (tijdelijk) ondergeschikt is aan een ander
    • in een meester-slaaf-element is het niet duidelijk wie nu de meester en wie de slaaf is 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
naamwoord slaaf slawe

Zelfstandig naamwoord

slaaf

  1. slaaf