Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • shoc·king
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Engels
stellend
onverbogen shocking
verbogen
partitief shockings

Bijvoeglijk naamwoord

shocking

  1. van een bepaalde gebeurtenis dat je er boos en verbaasd over bent
    • ,,Ik vind het shocking dat kinderen hieraan meedoen. Het kan je je leven kosten. Dat is niet iets om grappen over te maken. Ga lekker knikkeren of zo.” [1] 
    • ,,Het is ontzettend intimiderend en bedreigend wat er nu gebeurt’', zei een van de bewoners, die met zijn fiets vertrok. Hij had niet gezien dat er geweld werd gebruikt, maar liet een trailer met spullen achter. ,,Het is wel echt shocking. Mijn huis, mijn alles is nu daar en al mijn vrienden en familie. De afgelopen dagen was er een sfeer van saamhorigheid, maar velen waren ook gespannen. Ik hoop nog steeds dat het niet de laatste dag hier is geweest.’’ [2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen