Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schol·le·vaar
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schollevaar schollevaars
schollevaren
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de schollevaarm

  1. (gentachtigen) pelikaanachtige en visetende zwarte watervogel van het geslacht Phalacrocorax   die na een duik zijn vleugels moet laten drogen
     Wat het geluid betreft, dat de schollevaar doet hooren, dit gelijkt op dat van een raaf en heeft hem ook wel den naam van waterraaf bezorgd.[4]
Synoniemen
Opmerkingen
  • De woorden aalscholver en schollevaar zijn aptagrammen, omdat ze dezelfde vogel aanduiden.
Vertalingen
   1. zie: aalscholver   

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen