Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schen·nis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schennis schennissen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de schennisv

  1. inbreuk maken op, schending
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen