Nederlands

  Niet te verwarren met: Rus
 
J. conglomeratus, een russensoort
Uitspraak
Woordafbreking
  • rus
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘rechercheur’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1906 [1] [2]
  • In de betekenis van ‘bies’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1174 [1] [3]
  • [4]
enkelvoud meervoud
naamwoord rus russen
verkleinwoord rusje rusjes

Zelfstandig naamwoord

de rusm

  1. (bloemplanten) een geslacht Juncus   van planten uit de russenfamilie (Juncaceae  ). De planten lijken oppervlakkig gezien op grassen
  2. een rechercheur
  3. graszode
Gelijkklinkende woorden
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

  • [1] rus in het Nederlands Soortenregister N
  • [1] rus op Wikidata  

Verwijzingen


Catalaans

Bijvoeglijk naamwoord

rus

  1. Russisch

Zelfstandig naamwoord

rus m

  1. (demoniem) Rus, persoon uit Rusland
  2. (taal) Russisch


Occitaans

Zelfstandig naamwoord

rus m

  1. (taal) Russisch.


Zweeds

Zelfstandig naamwoord

rus o

  1. roes
Verbuiging
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   rus     ruset     rus     rusen  
genitief   rus     rusets     rus     rusens