Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • rijst·ta·fel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘hoofdmaaltijd met rijst’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1883 [1]
  • samenstelling van  rijst  en  tafel 
enkelvoud meervoud
naamwoord rijsttafel rijsttafels
verkleinwoord rijsttafeltje rijsttafeltjes

Zelfstandig naamwoord

de rijsttafelv / m

  1. (voeding) een combinatie van rijstschotels en bijgerechten afkomstig uit de koloniale keuken van het eertijdse Nederlands-Indië
    • We hebben een heerlijke rijsttafel gegeten. 
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
rijsttafelen

rijsttafel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijsttafelen
    • Ik rijsttafel. 
  2. gebiedende wijs van rijsttafelen
    • Rijsttafel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van rijsttafelen
    • Rijsttafel je? 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen