Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • re·gi·ment
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘militaire eenheid’ voor het eerst aangetroffen in 1591 [1]
  • Ontleend aan Franse régiment [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord regiment regimenten
verkleinwoord regimentje regimentjes

Zelfstandig naamwoord

het regimento

  1. (militair) een legereenheid, afdeling van de strijdkrachten
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Afrikaans

Zelfstandig naamwoord

regiment

  1. (militair) regiment; een legereenheid, afdeling van de strijdkrachten


Pools

Uitspraak
  • IPA: /rɛˈɟĩmɛ̃nt/

Zelfstandig naamwoord

regiment m

  1. (militair) regiment; een legereenheid, afdeling van de strijdkrachten
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Meer informatie


Schots

Zelfstandig naamwoord

regiment

  1. (militair) regiment; een legereenheid, afdeling van de strijdkrachten

Meer informatie


Slowaaks

Zelfstandig naamwoord

regiment m

  1. (verouderd)(militair) regiment; een legereenheid, afdeling van de strijdkrachten
Synoniemen

Meer informatie


Tsjechisch

Uitspraak
  • IPA: /rɛgɪmɛnt/
Woordafbreking
  • re·gi·ment
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

regiment monbezield

  1. (verouderd)(militair) regiment; een legereenheid, afdeling van de strijdkrachten
  2. (figuurlijk) menigte, massa, troep
Verbuiging
Synoniemen
  1. pluk monbezield
  2. dav monbezield, zástup monbezield
Afgeleide begrippen

Meer informatie

Verwijzingen


Wymysoojs

Zelfstandig naamwoord

regiment

  1. (militair) regiment; een legereenheid, afdeling van de strijdkrachten