Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • punt·stuk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord puntstuk puntstukken
verkleinwoord puntstukje puntstukjes

Zelfstandig naamwoord

puntstuk o [1]

  1. (techniek) onderdeel voor het verbinden van twee buizen
    • Draai het puntstuk van het radiator-kraanhuis en voetventiel los. Wikkel nieuw teflontape om de schroefdraad van de puntstukken... 
  2. (verkeer) een meerhoekig vlak op een weggedeelte, opgenomen bij splitsingen of samenvoegingen van wegen, rijstroken of rijbanen
    • Ze plukten me circa 100 meter na het puntstuk van de weg en in de berm werd het afgehandeld... 
  3. (spoorwegen) (in een spoorwegwissel:) het punt waar twee spoorstaven elkaar kruisen
    • kortsluiting op puntstuk van het wissel van mijn hobbyspoor 
  4. (techniek) het onderste gedeelte van de buis van een geslagen waterbron voor het oppompen van grondwater
    • Aangeboden: pomp voor grondwater, met drukvat en puntstuk van 6 meter 
Synoniemen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen