Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • psy·cho·lo·gie
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het modern Latijn, in de betekenis van ‘wetenschap die zich bezighoudt met de ziel’ voor het eerst aangetroffen in 1679 [1]
  • met het voorvoegsel psycho- met het achtervoegsel -logie [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord psychologie -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de psychologiev

  1. (wetenschap) de wetenschap die zich bezighoudt met het onderzoek naar bewustzijnsverschijnselen, het bewuste, het onderbewuste en het onbewuste
    • Hij studeert nu psychologie op de universiteit. 
  2. (wetenschap) (de leer van) het geheel van de psychische verschijnselen in een groep of tussen groepen
Synoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen