Deens

Woordafbreking
  • pols·ke

Bijvoeglijk naamwoord

polske, g / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van polsk

polske, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van polsk

polske, g / o / mv

  1. bepaalde vorm enkelvoud en meervoud van de overtreffende trap van polsk


Noors

Woordafbreking
  • pols·ke
Naar frequentie 19681

Bijvoeglijk naamwoord

polske, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van polsk

polske, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van polsk

polske, m / v / o / mv

  1. bepaalde vorm enkelvoud en meervoud van de overtreffende trap van polsk


Nynorsk

Woordafbreking
  • pols·ke

Bijvoeglijk naamwoord

polske, m /v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van polsk

polske, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van polsk

polske, m / v / o / mv

  1. bepaalde vorm enkelvoud en meervoud van de overtreffende trap van polsk