piju
Nedersorbisch
Werkwoord
piju
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van piś
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van piś
Synoniemen
- pijom
- –
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /pɪjʊ/
Woordafbreking
- pi·ju
Werkwoord
piju
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord pít