Nedersorbisch

Werkwoord

piju

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van piś
  2. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van piś
Synoniemen
  1. pijom


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • pi·ju

Werkwoord

piju

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord pít
Synoniemen