Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • peet·moe·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord peetmoeder peetmoeders
verkleinwoord peetmoedertje peetmoedertjes

Zelfstandig naamwoord

de peetmoederv

  1. vrouw die bij de doop wordt aangewezen als tweede moeder, om op het kind te letten in de opvoeding en pleegmoeder te worden mocht dat nodig zijn
    • Niet iedereen heeft een peetmoeder. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid