Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • pau·se
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Griekse woord paúein
Naar frequentie 1681
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   pause     pausen     pauser     pausene  
genitief   pauses     pausens     pausers     pausenes  

Zelfstandig naamwoord

pause m

  1. onderbreking, pauze, rust
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • pau·se
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Griekse woord paúein
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   pause     pausen     pausar     pausane  

Zelfstandig naamwoord

pause m

  1. onderbreking, pauze, rust
Synoniemen
Afgeleide begrippen


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
pausar

pause

  1. aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pausar
  2. aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pausar
  3. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van pausar