Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pas·tel·blauw
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pastelblauw
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het pastelblauwo

  1. (RAL-kleur) een kleur blauw met RAL-nummer 5024.
    • Heeft u die ook in het pastelblauw? 
     De ronde bergen in de verten kleurden pastelblauw en lila en vormden een mooi contrast met de warme aardse kleuren om mij heen.[1]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen pastelblauw pastelblauwer pastelblauwst
verbogen pastelblauwe pastelblauwere pastelblauwste
partitief pastelblauws pastelblauwers -

Bijvoeglijk naamwoord

pastelblauw

  1. (RAL-kleur) deze kleur hebbend, een kleur blauw, met RAL-nummer 5024.
    • Hij rijdt in een pastelblauwe auto. 
Vertalingen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be