Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pa·ral·lax
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ogenschijnlijke verplaatsing’ voor het eerst aangetroffen in 1824 [1]
  • afgeleid van het Griekse 'allassein' (veranderen) met het voorvoegsel para- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord parallax parallaxen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de parallaxm

  1. (optica) het verschijnsel dat de schijnbare positie van een voorwerp ten opzichte van een ander voorwerp en/of de achtergrond varieert als men het vanuit verschillende posities bekijkt
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

49 % van de Nederlanders;
52 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen