Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·wekt

Werkwoord

vervoeging van
opwekken

opwekt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opwekken
    • ... dat jij opwekt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van opwekken
    • ... dat hij opwekt.