Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op·pe·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘te berde brengen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1733 [1] [2] [3]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
opperen
opperde
geopperd
zwak -d volledig

Werkwoord

opperen

  1. overgankelijk iets voorstellen, aanvoeren
    • Er werden allerlei bezwaren geopperd tegen zijn nieuwe voorstel. 
  2. overgankelijk aanvoeren (bij metselaars), als opperman bezig zijn
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen