Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • op
Woordherkomst en -opbouw
  • afkomstig van:
Middelnederlands: op
Oudnederlands: up
Germaans: *upp-
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: up (Angelsaksisch: upp), Oudhoogduits: ūf, Fries: op (Oudfries: up, uppa)
Noord: Zweeds: upp, Deens op, Noors: opp, (Oudnoords: upp)
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     op  
 persoonlijk     erop  
aanwijz.   nabij     hierop  
  veraf     daarop  
  vragend/betrekk.     waarop  


Bijwoord

op

de bijwoordelijke vorm van het voorzetsel op, met dezelfde betekenisssen:
  1. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord.
    • De temperatuur liep op. 
  2. prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
    • Die naam staat er al jaren op. 
  3. omhoog
  4. op weg: een gedeelte van een taak is volbracht
    • Hij was al heel aardig op weg met het schrijven van zijn nieuwe roman. 
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  1.  De dokter kon niet anders dan er eens zacht mee lachen... en ook oscarke lachte, in de eerste plaats omdat hij zich niet dierf lastig tonen, en in de tweede plaats omdat het, als het zo met woorden werd uitgesproken, toch wel wat belachelijk klonk. Maar het deed hem toch pijn, het belette dat hij verder zijn hart uitstortte... en het deed hem ook bedenken dat een rijkemens nooit een broeder kan worden van iemand die moet op en af rijden naar brussel.[3]
stellend
onverbogen op
verbogen (alleen
predicaat)

Bijvoeglijk naamwoord

op

  1. volledig verbruikt:
    • Het eten is op. 
  2. uitgeput, zonder energie
    • Na die dag wandelen in de bergen was hij echt op. 
  3. uit bed
    • Was je al op of bel ik je uit bed? 

Voorzetsel

op

  1. aan de bovenkant aanrakend, rustend op, zich bevindend te
    • Het boek ligt op de tafel. 
    • Er staat ook een vaas op tafel. 
    • Haar schip is nog op zee 
    • Wat staat er op dat bord? .
     Gespannen rende ik naar de enige beschutte plek op de bergtop, een kleine berghut.[4]
     Vervolgens doet de N-VA-fractie die voorstellen af op basis van argumenten die wellicht de avond voordien op café verzonnen zijn, met een pint in de hand.[5]
  2. in de buurt van: dicht op elkaar
  3. gelijktijdig met: op dat moment
  4. op enig moment gedurende: op een dag
  5. dragend als schoeisel: op blote voeten, op voetbalschoenen
  6. met gebruik van
    • Deze auto rijdt op diesel. 
  7. per (als bepaling van verhouding): 15 op de 100, de auto rijdt 1 op 10. mijl op zeven
    • Negen op de tien Belgen sorteert zijn afval en twee op drie koopt energiezuinige producten. 
     Vlaanderen heeft bijna geen enkel stiltegebied meer. Een paar jaar geleden berekenden geleerden dat zeven op tien Vlamingen gehinderd werden door het lawaai van wegverkeer, drie op tien door luchtverkeer, een op zeven door industrie en een op twintig door voorbijrijdende treinen. Niet weinig medeburgers krijgen dus hinder uit meer dan één bron te verduren.[6]
  8. met een specifieke waarde
    • De thermometer staat op 10 graden. 
  9. in een toestand met
    • Ze rijden op de rem. 
    • Zij voelde zich op haar gemak. 
  10. (Belgisch-Nederlands) bij (tussen twee getalswaarden die lengte en breedte aangeven)
     En eigenlijk gaat het maar om één ding: dat wat er op de groene akker gebeurt. Die lap van 60 meter op 110, dáár is het te doen. Ik ben een voetbaltrainer van een voetbalploeg, we zitten hier in een voetbalstadion. Voetbal is het kernwoord.[7]
Opmerkingen
  • [1] Het is op een eiland, maar in een plaats.
• Toen ze nog op Texel woonden, duurde de reis langer dan nu ze in Alkmaar wonen. 
  • [3] Het is op een moment, maar: in een periode.
  • [7] Met het voorzetsel 'op' wordt het lidwoord soms weggelaten: 'zeven op tien mensen', maar als 'van' gebruikt wordt, moet er een lidwoord bij: 'zeven van de tien mensen'. Behalve bij 'een op (de) tien' moet het werkwoord in het meervoud. Toch leest men in Belgische teksten ook 'zeven op de tien mensen is daar niet blij mee'. [8]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen
Vertalingen
Anagrammen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[9]

Verwijzingen

  1. "op" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Ludo Permentier & Rik Schutz
    “Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen” (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, p. 335 kol. 2
  3. Zomer te Ter-Muren in:
    Ludo Permentier & Rik Schutz
    Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, p. 336 kol. 1
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  5. De Standaard in:
    Ludo Permentier & Rik Schutz
    Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, p. 335 kol. 2
  6. Alle uitbarstingen in:
    Ludo Permentier & Rik Schutz
    Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, op
  7. dagblad in:
    Ludo Permentier & Rik Schutz
    Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, p. 335 kol. 2
  8. Ludo Permentier & Rik Schutz
    “Typisch Vlaams. 4000 woorden en uitdrukkingen” (2015), Davidsfonds, Leuven, ISBN 9789059086517, p. 33 kol. 1
  9.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Achterhoeks

Voorzetsel

op

  1. op; aan de bovenkant aanrakend, rustend op


Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • op
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord upp.

Bijwoord

op

  1. op
  2. boven
  3. omhoog
  4. naar
Afgeleide begrippen

Verwijzingen


Drents

Voorzetsel

op

  1. op; aan de bovenkant aanrakend, rustend op


Gronings

Voorzetsel

op

  1. op; aan de bovenkant aanrakend, rustend op


Nedersaksisch

Voorzetsel

op

  1. op; aan de bovenkant aanrakend, rustend op
  2. op; gelijktijdig met: op dat moment
Schrijfwijzen


Stellingwerfs

Voorzetsel

op

  1. op; aan de bovenkant aanrakend, rustend op


Twents

Voorzetsel

op

  1. op; aan de bovenkant aanrakend, rustend op


Urkers

Voorzetsel

op

  1. op; aan de bovenkant aanrakend, rustend op
  2. op; gelijktijdig met: op dat moment


Veluws

Voorzetsel

op

  1. op; aan de bovenkant aanrakend, rustend op


Westfaals

Voorzetsel

op

  1. (Zuidwestfaals) op; aan de bovenkant aanrakend, rustend op
Schrijfwijzen