onverbiddelijk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- on·ver·bid·de·lijk
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van verbidden met het voorvoegsel on- met het achtervoegsel -lijk met het invoegsel -e-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | onverbiddelijk | onverbiddelijker | onverbiddelijkst |
verbogen | onverbiddelijke | onverbiddelijkere | onverbiddelijkste |
partitief | onverbiddelijks | onverbiddelijkers | - |
Bijvoeglijk naamwoord
onverbiddelijk
- niet geneigd om zich door smeekbeden tot andere handelwijze te laten bewegen
- Zijn onverbiddelijke handelwijze maakte hem tot een gevreesd persoon.
Vertalingen
1. niet geneigd om zich door smeekbeden tot andere handelwijze te laten bewegen
Gangbaarheid
- Het woord onverbiddelijk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onverbiddelijk" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be