ontlasting
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: ontlasting (hulp, bestand)
- IPA: /ɔnt'lɑstɪŋ/
Woordafbreking
- ont·las·ting
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘uitwerpselen’ voor het eerst aangetroffen in 1704 [1]
- Naamwoord van handeling van ontlasten met het achtervoegsel -ing.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ontlasting | ontlastingen |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de ontlasting v
- het van een last ontdoen
- Ontlasting van de wervelkolom.
- (eufemisme) de vaste uitgescheiden afvalstoffen van een mens of dier
- De ontlasting geeft vaak belangrijke aanwijzingen over de ziekte die iemand heeft.
Synoniemen
- [2] excrementen, fecaliën, poep, uitwerpsel
Antoniemen
- [1] belasting
Gangbaarheid
- Het woord ontlasting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontlasting" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "ontlasting" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be