Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·hel·der
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen onhelder onhelderder onhelderst
verbogen onheldere onhelderdere onhelderste
partitief onhelders onhelderders -

Bijvoeglijk naamwoord

onhelder [1]

  1. niet doorzichtig
  2. niet makkelijk te begrijpen; niet makkelijk te volgen
    • Geert Wilders heeft ruzies en argwaan in de PVV zelf veroorzaakt. In het openbaar claimt hij daadkracht, maar binnenskamers ontbreekt het daaraan. Wilders viel op door aarzelend en onhelder optreden, meldt NRC Handelsblad zaterdag op basis van eigen onderzoek. [2] 
    • 'Financiën Vaticaan nog onhelder': Het Vaticaan moet nog belangrijke hervormingen in zijn financiële beleid doorvoeren, voordat het voldoet aan de internationale normen voor de strijd tegen het witwassen van zwart geld en tegen het financieren van terroristische activiteiten. Dat staat in een rapport van Moneyval, onderdeel van de Raad van Europa, dat woensdag is gepubliceerd. [3] 
    • De Vereniging Eigen Huis (VEH) wil pas een oordeel geven over de 'mogelijke toekomstige beperking van hypotheken' als die maatregel daadwerkelijk deel uitmaakt van het beleid van de overheid. De VEH hekelt het woonbeleid van het kabinet dat de vereniging onsamenhangend en onhelder vindt. [4] 
  3. suf, slaperig
    • De onaangename symptomen van jetlags kunnen een zware domper op je plezier en/of productiviteit zijn. Van oververmoeidheid en een onhelder hoofd tot darmproblemen. Onderzoek op muizen toonde aan dat frequente jetlags de kans op kanker zouden vergroten. [5] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

85 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[6]

Verwijzingen