Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • on·der·ge·schik·te
Woordherkomst en -opbouw

Bijvoeglijk naamwoord

ondergeschikte

  1. verbogen vorm van de stellende trap van ondergeschikt
enkelvoud meervoud
naamwoord ondergeschikte ondergeschikten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de ondergeschiktem

  1. iemand die onder het gezag van een ander valt
    • Hij kwam op voor zijn ondergeschikten. 

Gangbaarheid