Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • on·der·druk·ken
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
onderdrukken
onderdrukte
onderdrukt
zwak -t volledig

Werkwoord

onderdrúkken

  1. overgankelijk een wens, verlangen, uiting of ontwikkeling eventueel met geweld tegengaan
    • Hij onderdrukte met moeite zijn neiging in lachen uit te barsten. 
  2. overgankelijk tegenhouden, bedwingen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
onderdrukken
drukte onder
ondergedrukt
zwak -t volledig

Werkwoord

ónderdrukken

  1. iets onder een (vloeistof)oppervlak duwen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de onderdrukkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord onderdruk

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen