Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nut·te

Zelfstandig naamwoord

nutte

  1. datief onzijdig  van nut, archaïsche vorm die in enkele staande uitdrukkingen voorkomt
Verwante begrippen

Werkwoord

vervoeging van
nutten

nutte

  1. enkelvoud verleden tijd van nutten
    • Ik nutte. 
    • Jij nutte. 
    • Hij, zij, het nutte. 

Bijvoeglijk naamwoord

nutte

  1. verbogen vorm van de stellende trap van nut