neder
Nederlands
Uitspraak
- [bijwoord]
- [zelfstandig naamwoord]
Woordafbreking
- ne·der
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bijwoord van richting: naar beneden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
- [bijwoord] erfwoord van Middelnederlands [2][3][4]
- [zelfstandig naamwoord] van Hebreeuws [5]
Bijwoord
neder
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | neder | nedariem |
verkleinwoord |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als zelfstandig naamwoord
Zelfstandig naamwoord
Gangbaarheid
- Het woord neder staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "neder" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
93 % | van de Vlamingen.[6] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "neder" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ neder op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Stichting Hebreeuwse en Jiddisje woorden in het Nederlands
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be