Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nauw·slui·tend
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen nauwsluitend nauwsluitender nauwsluitendst
verbogen nauwsluitende nauwsluitendere nauwsluitendste
partitief nauwsluitends nauwsluitenders -

Bijvoeglijk naamwoord

nauwsluitend [1]

    • Catherine, zwanger van haar derde kindje, droeg een nauwsluitende blauwe jurk van Serpahine. Deze jurk, waarin haar buikje voor het eerst goed te zien was, droeg ze ook toen ze in 2015 in verwachting was van Charlotte.[2] 
    • Dat terwijl de Kamasutrabeurs altijd zo’n gezellige happening was, heb ik van horen zeggen. Een erotische speeltuin vol verrassingen, waar niemand met scheve ogen werd aangekeken. Ook niet de vrouw van middelbare leeftijd die zich in nauwelijks verhullend nauwsluitend latex wurmde en met haar man aan een hondenriem door de zaal paradeerde, om hem even later beurs te ranselen met een prei. Heb ik van horen zeggen.[3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Telegraaf 23 jan. 2018
  3. de Telegraaf MARCEL PEEREBOOM VOLLER 12 apr. 2017
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be