naffer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- naf·fer
Woordherkomst en -opbouw
- afgeleid van een bij de politie gangbare (verkorting) van Noord-Afrikaan met het achtervoegsel -er [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | naffer | naffers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de naffer m
- (pejoratief) jonge crimineel van een Noord-Afrika afkomst
- Bij een bankje hangt een groep jongens van Noord-Afrikaanse afkomst, naffers zouden ze zeggen in Amsterdam. Als ze me zien aankomen, blokkeert een van hen mijn weg, provocerende blik, handen losjes in de zakken van een leren jack. [2]
Gangbaarheid
- Het woord naffer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "naffer" herkend door:
10 % | van de Nederlanders; |
7 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ naffer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Derix, S.Naffers (30 september 2002) op website: nrc.nl; geraadpleegd 2019-01-02
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be