Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • muil·peer
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘klap in het gezicht’ voor het eerst aangetroffen in 1530 [1]
  • samenstelling van  muil  en  peer  . Bekend sinds 1530. Net als oorvijg een van vele 'grappige' samenstellingen met vruchtennamen die in de 17e en 18e eeuw gangbaar waren voor dit begrip. [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord muilpeer muilperen
verkleinwoord muilpeertje muilpeertjes

Zelfstandig naamwoord

muilpeer v/m [3]

  1. klap in het gezicht
    • Ik heb hem maar een muilpeer verkocht. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

79 % van de Nederlanders;
85 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen