Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mors
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
morsen

mors

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van morsen
    • Ik mors. 
  2. gebiedende wijs van morsen
    • Mors! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van morsen
    • Mors je? 

Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als bijwoord

Bijwoord

mors

  1. (Vroegnieuwnederlands) plotseling stilstaand, opeens beëindigd
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen


Latijn

Woordafbreking
  • mors

Zelfstandig naamwoord

mors v

  1. dood
Overerving en ontlening
Verbuiging


Pools

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

mors m

  1. (roofdieren) walrus.
Verbuiging