De middelvinger

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • mid·del·vin·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord middelvinger middelvingers
verkleinwoord middelvingertje middelvingertjes

Zelfstandig naamwoord

de middelvingerm

  1. (anatomie) de derde vinger, gelegen tussen de ringvinger en de wijsvinger
  2. (figuurlijk) als beledigend gebaar voor anale penetratie
Afgeleide begrippen
Spreekwoorden
  • zijn middelvinger opsteken
gebaar om iemand te beledigen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be