Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • me·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
meten
mat
meette*
gemeten
klasse 5 volledig

Werkwoord

meten

  1. overgankelijk de waarde van een bepaalde grootheid bepalen door deze te vergelijken met een ijkwaarde
    • Hij mat de lengte van de kamer met een meetlat. 
  2. een maat hebben
    • Hij meet wel twee meter. 
Uitdrukkingen en gezegden
  • passen en meten
heel nauwkeurig en inventief bezig zijn om iets passend te maken
  1.  Na veel passen en meten werd duidelijk dat we om en om op onze zij moesten gaan liggen.[5]

Verwijzingen

Opmerkingen
  • De zwakke vorm voor de verleden tijd meette(n) komt geregeld voor, zowel in België als in Nederland, maar is geen standaardtaal.[1]
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Spreekwoorden
  • [1] meten is weten
    als je feitelijke getalsmatige informatie hebt, kun je ontwikkelingen beter sturen
  • [1] met passen en meten wordt de meeste tijd versleten
    een geslaagd project vereist grondig verzamelen van gegevens en het daarop aanpassen van de plannen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de metenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord meet

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Spaans

Werkwoord

vervoeging van
meter

meten

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van meter
vervoeging van
meterse

meten

  1. derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van meterse