Nederlands

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • afkomstig van:
Middelnederlands: met, med
Oudnederlands: mit
Germaans: *midi
Indo-Europees: *medʰi-, *meta
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: mid (Angelsaksisch: mid, miþ, mit), Duits: mit, (Oudhoogduits: mit, miti), Fries: mei (Oudfries: mith, mit, mei, mithi, mithe, methe)
Noord: Zweeds/Deens/Noors/Faeröers: med, (Oudnoords: með), IJslands: með
Oost: Gotisch: miþ
  • Andere talen:
Oudgrieks: μετά (metá)
Sanskriet: स्मत (smat)

Voorzetsel

met

  1. en daarbij
    • 's Ochtends eten we brood met beleg. 
  2. in gezelschap van
    • Ik ga met hem mee. 
  3. als partner hebbende
    • Morgen zal ik er met m'n manager over spreken. 
  4. als gevoel hebbende
    • Hij bekeek de pentekening met interesse. 
  5. na, als gevolg van
    • Het wordt er met de tijd niet beter op. 
    • Met Karels vertrek raken we een waardevolle collega kwijt. 
  6. gelijktijdig met, tijdens
    • Met de schoolvakantie is het rustig in de stad. 
  7. ter gelegenheid van
    • We zijn met mijn verjaardag naar de Keukenhof geweest. 
  8. gebruik makend van, door middel van, met behulp van
    • Met dit mes werd de moord gepleegd. 
    • Ik reis morgen met de trein naar Purmerend. 
«Met dat ik binnenkwam ging de telefoon over.»
Verwante begrippen
Antoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
Vertalingen
Woordherkomst en -opbouw
Woordafbreking
  • met
enkelvoud meervoud
naamwoord met
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het meto

  1. arch. stukjes die overblijven bij het snijden van grotere stukken vlees.
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Afrikaans

Uitspraak
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Nederlands

Voorzetsel

met

  1. met
Synoniemen
Antoniemen


Cimbrisch

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Middelhoogduitse mit

Voorzetsel

met + datief

  1. met
Afgeleide begrippen


Engels

Werkwoord

met

  1. ontmoette, ontmoet (in bv. heb ontmoet).
    onvoltooid verleden tijd of voltooid deelwoord van meet (ontmoeten)


Middelhoogduits

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Oudhoogduitse metu

Zelfstandig naamwoord

met

  1. mede
Schrijfwijzen


Middelnederlands

Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van het Oudnederlandse mit

Voorzetsel

met + datief

  1. met
Verwante begrippen


Nedersaksisch

Woordafbreking
  • met

Voorzetsel

met

  1. met
Schrijfwijzen
Verwante begrippen


Pools

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

met

  1. genitief meervoud van meta


Tsjechisch

Uitspraak
Woordafbreking
  • met

Zelfstandig naamwoord

met monbezield

  1. (sport) slingerbeweging van de benen tijdens het sporten op een toestel
  2. (verouderd)(sport) gooi, worp
Verbuiging
Synoniemen
  1. hod monbezield, vrh monbezield, házení o, metání o
Gelijkklinkende woorden
Paroniemen

Meer informatie

Verwijzingen

Zelfstandig naamwoord

met

  1. genitief meervoud van meta


Veluws

Woordafbreking
  • met

Voorzetsel

met

  1. met
Verwante begrippen


West-Vlaams

Voorzetsel

met

  1. met
    «Boheemn is ‘n historische regio in Centroal Europa, die bestoat uut de westelikke twi derdn van de nu Tsjechische Republiek, met ‘n hoofdstad Praag.»
    Bohemen is een historisch regio in Centraal-Europa, die bestaat uit de westelijke twee derde van deze Tsjechische Republiek, met de hoofdstad Praag.