Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Mengen

Nederlands

naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
mengen mengend
menging gemengd
mengsel mengbaar
Uitspraak
Woordafbreking
  • men·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘stoffen door elkaar brengen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
mengen
mengde
gemengd
zwak -d volledig

Werkwoord

mengen [3]

  1. overgankelijk het homogeniseren van twee of meer zaken
    • Als je geel en rood mengt, krijg je oranje. 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Uitdrukkingen en gezegden
  • Water in de ( of zijn) wijn doen ( of mengen)
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen