Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·ma
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘moeder’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1663 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord mama mama's
verkleinwoord mamaatje mamaatjes

Zelfstandig naamwoord

de mamav

  1. informele benaming voor moeder door haar kind
Synoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Hongaars

Uitspraak
Woordafbreking
  • ma‧ma

Zelfstandig naamwoord

mama

  1. (familie) moeder
Synoniemen


Indonesisch

Woordafbreking
  • ma·ma
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

mama

  1. (familie) moeder
  2. oudere vrouw
  3. (medisch) mamma, borstklier, melkklier
  4. niet-officiële schrijfwijze voor mamak (oom van moederszijde)
Synoniemen
Antoniemen


Kituba

Zelfstandig naamwoord

mama

  1. moeder, mama


Toki Pona

 
mama in Sitelen Pona
Uitspraak
Woordafbreking
  • ma·ma
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

mama

  1. (familie) ouder, vader, moeder

Bijvoeglijk naamwoord

mama

  1. (familie) ouderlijk, vaderlijk, moederlijk


Turks

Woordafbreking
  • ma·ma
enkelvoud meervoud
nominatief   mama     mamalar  
genitief   mamanın     mamaların  
datief   mamaya     mamalara  
accusatief   mamayı     mamaları  
locatief   mamada     mamalarda  
ablatief   mamadan     mamalardan  

Zelfstandig naamwoord

mama

  1. (voeding) babyvoeding
  2. (voeding), (kindertaal) eten, voedsel