Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • [1] mal·le·tjes
  • [2] mal·let·jes

Zelfstandig naamwoord

de malletjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord mal
  2. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord mallet