Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maïs·meel, ma·is·meel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord maïsmeel -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het maïsmeelo

  1. (voeding) fijngemalen maiskorrels
    • Hij weet dat er nog een paar zakken maïsmeel in de winkel liggen en verzoekt ons die in ieder geval nog te verkopen. [1]
Synoniemen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen