Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lij·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
lijmen
lijmde
gelijmd
zwak -d volledig

Werkwoord

lijmen

  1. twee of meer delen aan elkaar bevestigen met behulp van een kleefstof
     Ik lijmde de bril weer aan elkaar en liet hem drogen maar helaas bleven er lijmvlekken op het glas zitten.[1]
Synoniemen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de lijmenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord lijm

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be