lid
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lid
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘penis’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1530 [1]
- In de betekenis van ‘deksel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1429 [1]
- In de betekenis van ‘lichaamsdeel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1260 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lid | leden |
verkleinwoord | lidje | lidjes |
Zelfstandig naamwoord
het lid o
- iemand die behoort tot een groep, vereniging, organisatie of sekte
- De NCRV heeft nieuwe leden nodig om deze te kunnen blijven uitzenden!
- deel van een paragraaf van een wetsartikel
- De tekst van art. 269, derde lid, b), is van toepassing vanaf 10.01.2005.
- mannelijk geslachtsdeel
- Zijn lid in mijn mond.
- ooglid
- (anatomie) deel van het lichaam
- (biologie) deel van een insect
- (biologie) deel van de stengel dat zich tussen de twee knopen bevindt
- De knoop is de plaats waar een blad aan de stengel vastzit en een lid is een stuk stengel tussen twee knopen.
- (taalkunde) deel van een samengesteld woord
- Het eerste lid van een samenstelling.
- (verouderd) deksel
- rang binnen een ridderorde, onder die van ridder
Synoniemen
Verwante begrippen
[10] termen uit de faleristiek:
- baton
- beeldenaar
- commandeur
- commandeurskruis
- decoratie
- draagvolgorde
- eremedaille
- ereorde
- ereteken
- faleristiek
- gedecoreerde
- grootkruis
- grootofficier
- halslint
- huisorde
- kanselarij
- kanselier
- kleinood
- knoopsgatversiersel
- koninklijke onderscheiding
- kroonorde
- kruis
- Leopoldsorde
- lint
- medaille
- officier
- onderscheiding
- oorkonde
- ridder grootkruis
- ridder
- ridderkruis
- ridderorde
- rozet
- staatsorde
- ster
- versiersel
- Vliegerkruis
- Willemsorde +
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
|
Uitdrukkingen en gezegden
- Die het onderste uit de kan wil hebben, krijgt het deksel ( of het lid ) op de neus
- Het ligt mij op de leden
- Iets onder de leden hebben
niet helemaal gezond zijn
Verwante begrippen
- [1] vereniging
Vertalingen
1. iemand die behoort tot een groep, organisatie of sekte
5. deel van het lichaam
7. deel van de stengel dat zich tussen de twee knopen bevindt
8. deel van een samengesteld woord
Gangbaarheid
- Het woord lid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lid" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ 1,0 1,1 1,2 "lid" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Afrikaans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lid | lede |
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Nederlandse lid
Zelfstandig naamwoord
lid
- lid; iemand die behoort tot een groep, vereniging, organisatie of sekte
- (anatomie) lid; deel van het lichaam
Afgeleide begrippen
Engels
Woordherkomst en -opbouw
Zelfstandig naamwoord
lid
Synoniemen
Middelengels
Uitspraak
- IPA: /lid/
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Angelsaksische hlid
Zelfstandig naamwoord
lid
Schrijfwijzen
Overerving en ontlening
Oudhoogduits
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Proto-Germaanse *liþuz
Zelfstandig naamwoord
lid
- lid; iemand die behoort tot een groep, vereniging, organisatie of sekte
Overerving en ontlening
Pools
Uitspraak
- IPA: /lʲit/
Woordafbreking
- lid
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Engelse lead
Zelfstandig naamwoord
lid
Schrijfwijzen
Synoniemen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Tsjechisch
Uitspraak
Woordafbreking
- lid
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van het Proto-Slavische *ľudъ
Zelfstandig naamwoord
- volk; een groep mensen die een aantal dingen gemeenschappelijk hebben, zoals afstamming, taal, gewoontes of overlevering
- volk; de lagere klassen
- volk, natie; de inwoners van een land
- «Podle platné Ústavy České republiky je lid zdrojem veškeré moci ve státě.»
- Volgens de geldige grondwet van Tsjechië is het volk de bron van alle macht in de staat.
- «Podle platné Ústavy České republiky je lid zdrojem veškeré moci ve státě.»
- volk; een aantal mensen
Verbuiging
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | lid | lidy |
genitief | lidu | lidů |
datief | lidu | lidům |
accusatief | lid | lidy |
vocatief | lide | lidy |
locatief | lidu | lidech |
instrumentalis | lidem | lidy |
Gelijkklinkende woorden
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Typische woordcombinaties
- sčítání lidu o – volkstelling
- venkovský lid monbezield – plattelandsbevolking
Verwante begrippen
Paroniemen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.